Recent verschenen cijfers over het aantal pleeggezinnen in de Jeugdzorg: het afgelopen jaar zijn er meer pleegouders gestopt, dan dat er nieuwe pleeggezinnen bijgekomen zijn (Factsheet Pleegzorg 2016) [1]. Dit is een zorgelijke ontwikkeling en vraagt volgens mij om herbezinning. Het goede nieuws is dat het aantal kinderen in gezinshuizen en het aantal gezinshuizen fors is toegenomen (Factsheet Gezinshuizen 2016) [2]. Dit laat onverlet dat er onvoldoende mogelijkheden zijn voor kinderen in de Jeugdhulp om (tijdelijk) in een gezin te verblijven.

In dit artikel doe ik een oproep aan Jeugdhulpinstellingen (ook in de Gehandicaptenzorg) en ervaren Jeugdzorgwerkers om creatief na te denken en initiatief te nemen om de mogelijkheden voor verblijf van kinderen in een gezin te vergroten.

Gemeenten en zorgaanbieders willen meer en andere gezinsvormen voor verblijf van kinderen in plaats van de traditionele leef- en behandelgroepen. De afbouw van bedden en de ambulantisering in de Jeugdhulp leiden tot een tekort aan plaatsen, wachtlijsten en te veel overplaatsingen van kinderen. Ik ben ervan overtuigd dat hier een oplossing voor is, later meer hierover.

Het aantal gezinshuizen groeit (van 587 in 2014 naar 764 in 2016), echter, lang niet zo snel als nodig en wenselijk voor de kinderen in de Jeugdhulp die een vorm van verblijf nodig hebben. In mijn netwerk ken ik een aantal gezinshuisouders die vanuit passie en ondernemerschap hun eigen gezinshuis runnen. Ze doen dit vanuit drie overtuigingen: kinderen moeten in een gezin kunnen opgroeien en zij zijn degenen die dat kinderen kunnen bieden. Ten tweede is het vaak een loopbaanstap na een lange carrière in de Jeugdhulp of Gehandicaptenzorg. Als derde en laatste: de wens en overtuiging om zelf de zorg en behandeling voor kinderen te realiseren op kleine schaal, en dat zij dit beter kunnen dan in de traditionele leefgroep. Natuurlijk is dit een stap waar je over na moet denken en een beslissing die je niet zomaar neemt.

Recent sprak ik een Jeugdzorgwerker met 15 jaar ervaring die al een aantal jaren overweegt een gezinshuis te starten. Ik vroeg hem waarom hij nog niet naar de bestuurder van zijn organisatie was gestapt om het idee te bespreken en wat er verder nog voor nodig was. Hij was niet op het idee gekomen. We spraken er geregeld over en dat bracht mij op het idee dat er meer mensen moeten zijn zoals hij, beschikkend over kennis, passie en ervaring, die dit uitstekend zouden kunnen.

Er zijn meer en andere gezinsvormen nodig voor kinderen in de Jeugdhulp waar zij kunnen verblijven in plaats van een leefgroep. Dit geldt voor zowel crisisplaatsingen als lang verblijf/ behandeling in de Jeugdhulp. Het zou mooi zijn als er in meer gezinshuizen ook een crisisbed beschikbaar komt.

In de Gehandicaptenzorg staat de ontwikkeling van gezinshuizen voor jeugd nog in de kinderschoenen. Deze sector staat de komende jaren ook voor de opdracht om meer gezinsvormen te creëren voor kinderen in plaats van de traditionele residentiële vormen van zorg. Zij kunnen leren van de Jeugdhulp en misschien proactief met ervaren medewerkers het gesprek voeren of zij er voor open staan om als zelfstandig ondernemer een vorm van gezinsverblijf op te starten.

Voor de pleegzorg geldt mogelijk hetzelfde: zijn er binnen jouw organisatie ervaren medewerkers die pleegouder willen worden? Voer het gesprek hierover! In de pleegzorg is de afgelopen jaren veel veranderd: de problematiek van kinderen is zwaarder sinds de transitie naar gemeenten in 2015, het appél wat gedaan wordt op pleegouders is groter en het is natuurlijk iets wat je “erbij” doet als gezin en waar je een vergoeding voor krijgt. Misschien zou dit ook eens kritisch bekeken moeten worden, is deze vorm en financiering nog passend in het huidige stelsel?

Tot slot het perspectief vanuit de gemeenten: recent hoorde ik een beleidsadviseur zeggen dat er meer aandacht besteed moet worden binnen gemeenten aan vormen van gezinsverblijf in de Jeugdhulp. Wat kunnen gemeenten doen om deze vorm van verblijf te stimuleren? Visie hierop ontwikkelen, gezinsverblijf meenemen in het inkooptraject zodat zorgaanbieders geprikkeld worden om deze vorm verder te ontwikkelen en uiteraard eisen stellen aan de kwaliteit.

Voor wie is deze oproep?

Dit is een oproep voor Jeugdzorgwerkers en bestuurders in de Jeugdhulp en de Gehandicaptenzorg.

Voor de Jeugdzorgwerkers: denk na over je loopbaan en overweeg, onderzoek, bespreek met je partner, familie en vrienden of jouw passie en inzet voor de kinderen waar je al jaren mee werkt om te zetten is in zelfstandig ondernemerschap of pleegzorg.

Voor de Bestuurders: zorg dat je medewerkers gaan nadenken over een andere/ nieuwe stap in hun loopbaan, vooral de medewerkers die al 10 jaar of langer in het vak zitten. Bespreek met medewerkers of het bieden van een vorm van gezinsverblijf een optie zou kunnen zijn, nu of in de toekomst. Ook jonge mensen moeten worden gewezen op de mogelijkheid deze stap te zetten in hun loopbaan. Zoek uit welke mensen in jouw organisatie hier geschikt voor kunnen zijn en ga het gesprek aan. Verder zou het aanbieden van gezinsverblijf een vanzelfsprekendheid van elke organisatie moeten worden, zowel in de Jeugdhulp als in de Gehandicaptenzorg.

Voor vragen, reacties of tips kunt u contact opnemen met Esther van der Meulen.

Gemeente Rotterdam heeft recent haar aanbesteding gepubliceerd, veel andere gemeenten gaan dit binnenkort doen en ook de zorgverzekeraars laten weer van zich horen. Er is geen ontkomen meer aan: komende tijd staat voor zorgaanbieders in het teken van aanbestedingen, aanbestedingen en nog eens aanbestedingen. Een goed moment om een aantal tips, handvaten en actuele thema’s onder de aandacht te brengen.

 

  1. Ga toch wél naar die informatiebijeenkomsten (en stel kritische vragen)

In veel gevallen organiseert de aanbestedende partij één of meerdere bijeenkomsten. Soms in de vorm van een marktconsultatie, meestal om de zorgaanbieders te informeren. Tijdens deze bijeenkomsten wordt over het algemeen een duidelijk beeld geschetst van de aanbesteding.

Het is vooral belangrijk om een idee te vormen over de richting waar de aanbestedende organisatie naar toe wilt. Wat is de intentie? waarom wordt dat zo gedaan? Dit geeft een idee wat men belangrijk vindt en hoe de offerte moet worden ingestoken.

Daarnaast vinden deze sessie vaak plaats gedurende het proces van het schrijven van de aanbesteding. Door kritische vragen te stellen en (on)gevraagd te adviseren, kun je enige richting geven aan (soms gekke) onderdelen van de aanbesteding.

 

  1. Maak gebruik van de Q&A

Pas na publicatie wordt volledig helder hoe de aanbesteding eruit ziet. Ondank dat de aanbestedende partij vooraf probeert zo duidelijk mogelijk te zijn, blijkt dit in praktijk niet altijd het geval. In sommige gevallen is er zelfs sprake van tegenstrijdigheden, oneigenlijke uitsluitingsgronden en disproportionele eisen.

De Q&A is het moment om extra informatie te vragen over onduidelijkheden in het bestek. Gebruik dit moment hier dan ook voor. Na de Q&A is hier immers geen ruimte meer voor.

Ook dient de Q&A te worden gebruikt om eventuele tegenstrijdigheden, oneigenlijke uitsluitingsgronden en disproportionele eisen aan te kaarten. Dit is naderhand niet meer mogelijk. Hierin wordt van de inschrijver namelijk enige pro-activiteit verwacht volgens een recente rechtelijke uitspraak[1].

 

  1. Bespreek tijdig de implicaties van het contract met de eigen organisatie.

Nog te vaak komt het voor dat de implicaties van het contract niet worden getoetst bij de eigen organisatie. Hierbij moet worden gedacht aan het implementeren van een nieuw facturatiesysteem, (kosten voor) registratie van medewerkers voor een specifiek kwaliteitsregister, een verwachte methodiek van werken, etc. De zorgorganisatie staat hier vaak pas bij stil, nadat de handtekening is gezet bij “het kruisje”.

Dit leidt in sommige gevallen tot situaties waarin last-minute aanpassingen moeten worden gedaan of (grote) kosten moeten worden gemaakt. Door tijdig dit implicaties van het contract te bespreken met de organisatie, worden nare verassingen voorkomen.

 

  1. Let op voor kartelvorming

In het kader van bestuurlijk aanbesteden wordt vaak intensief contact gezocht met aanbieders om gezamenlijk te komen tot inbreng voor het bestek. Als gevolg van de recente invoering van de Algemene Maatregel van Bestuur, zal nog meer dan voorheen gevraagd worden voor input om te komen tot reële tarieven. Zo lang dit informatie betreft over kostprijselementen, hoeft dit geen probleem te zijn. Wanneer aanbieders echter te intensief (met elkaar) betrokken zijn bij het bepalen van het tarief, kan er sprake zijn van kartelvorming[2]. Dit kan tot nare situaties en hoge boetes leiden.

 

  1. Beantwoord de vragen die gesteld worden.

De aanbestedingsregels zijn vrij duidelijk én hard. Aanbieders moeten aan de juiste criteria voldoen en vragen moeten op de juiste wijze beantwoorden. Waar het vaak fout gaat, is dat er een fout of geen (duidelijk) antwoord wordt gegeven op de vraag die de aanbestedende partij wordt gegeven. Wanneer een aanbestedende partij vraagt naar een specifiek document of naar een antwoord op een vraag, geef dat dan ook. Wordt er gevraagd om een cijfer of percentage? Dan wordt er gescoord op dat cijfer, niet op een 10 pagina’s lang tellend stuk proza. De inhoud van de proza is dan niet van invloed op het scorings- of gunningsproces.

 

Wilt u eens sparren over de valkuilen die u moet vermijden of wilt u (juridisch) ondersteund worden bij uw offertetraject, neem dan gerust contact op.

 

 

 

[1] https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBROT:2017:2263

[2] https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:CBB:2017:1

Graag wil ik de gemeenten en (jeugdhulp)aanbieders aanmelden voor hulp: ze hebben namelijk moeite om samen te spelen. Hoewel ik vrij zeker weet dat dit geen vinkje in de DSM oplevert, beginnen er zich wel ernstige consequenties van deze gedragsstoornis voor te doen. In een eerder artikel van 22graden hebben wij al gesproken over de mythe van het budgetplafond en de huidige praktijk lijkt ons standpunt te bevestigen: een budgetplafond leidt tot schijnveiligheid en onwenselijke situaties. Als ik de landelijke media mag geloven is inmiddels zo’n beetje overal het geld op en zit iedereen aan het budgetplafond met als meest recente uitschieter de gemeente Almere. Tegelijkertijd zien we dat het Rijk nog als enige bestuurslaag in Nederland heel hard vasthoudt aan schotten en een staatsecretaris (Van Rijn) die inmiddels én de gemeenten én de aanbieders lijnrecht tegenover zich weet.

De speeltuin is inmiddels omgetoverd tot een mijnenveld waarboven een loopgravenoorlog lijkt te worden gevoerd. Omdat ik denk dat samenwerken begint met elkaar begrijpen en het in elkaar inleven doe ik hieronder een poging om de partijen wat dichter bij elkaar te brengen en zal ik eindigen met een aantal speeltips.

 

Beheersbaarheid van budgetten

Om te starten met een vergelijking: vanaf morgen bepaalt uw linkerbuurman dat u verantwoordelijk wordt voor de dagelijkse boodschappen van uw rechterbuurman. De rechterbuurman weet dat toen hij nog boodschappen deed dat hij daar €100,- voor kwijt was. Maar omdat de boodschappen nu door u worden gedaan, en u dichterbij woont, kan dit voortaan voor €80,-. Afspraak is wel dat als de buurman aangeeft boodschappen nodig te hebben dat u die dan ook moet kopen. Ongeacht of dit reëel is binnen die €80,-. Vervolgens is er nog de overbuurvrouw. Omdat zij altijd uit het raam kijkt heeft zij goed zicht op de benodigdheden. Als zij aangeeft dat er bepaalde boodschappen moeten komen dan moet u die ook halen. Na een paar maanden komt u er al achter dat dit ongeveer 70% van de boodschappen betreft.

Dit lijkt een kinderachtig voorbeeld maar vervang de woorden buurman voor rijk en jeugd en de overbuurvrouw voor medisch specialisten en u weet welke opdracht er is gegeven aan de gemeenten in Nederland. Ze worden geacht om 20% te bezuinigen terwijl ze maar over 30% van de inzet iets te zeggen hebben. En dat terwijl ze over 100% van het budget verantwoording moeten afleggen. Dan kunt u de gemeenten toch bijna niet kwalijk nemen dat zij zoeken naar enkele vormen van houvast. Er is namelijk geen reden om aan te nemen dat andere kosten van de publieke taken van gemeenten dalen of dat er meer inkomsten zullen zijn. Dat gemeenten er vervolgens voor kiezen om dit te doen in de vorm van een onhoudbaar budgetplafond is een andere.

 

We moeten allemaal bezuinigen

Beste aanbieders van Nederland: uw belangrijkste financier moet het met 20% minder geld doen. Dan kunt u toch wel een beetje helpen? U kunt toch wel ergens op zoek naar een besparing? Sommige organisaties blijken hier wel toe in staat. In de uitzending van Zembla over Pleegzorg bleek dat organisaties ervoor kiezen om te bezuinigingen op de Jeugdhulp zelf. Hoewel de interviewer nog de goede vraag stelde aan de directeur: “heeft u zelf overwogen om uw werk vrijwillig te gaan doen?” kwam hier slechts een draaiend en stamelend antwoord op. Het was immers inherent aan de bezuinigen van de gemeente. Hier loopt de redenatie in mijn ogen helemaal mis: de gemeenten hebben minder geld te besteden voor dezelfde zorg als voorheen. U krijgt als organisatie minder geld, dat klopt, maar nergens staat dat u dit ten koste moet laten gaan van hulpverlening. Sterker nog: liever niet. U maakt zelf de keuze waar u die besparing op gaat halen. Dat kunt u ook doen op overhead, gebouwen, lease-auto’s etc etc. U kiest ervoor om de kosten 1 op 1 door te berekenen aan de kinderen in Pleeggezinnen. Ik vind dit niet de juiste betekenis van ‘alles voor het kind’. Ik vind dat meer chantage over de rug van kinderen.

 

Marktwerking via aanbesteding

In Nederland hebben we een publiek stelsel georganiseerd dat zich richt naar wettelijke maatstaven. Maatstaven die ertoe moeten leiden dat we schaarse middelen zoals geld eerlijk verdelen binnen onze samenleving. Op basis van die wetgeving en Europese wetgeving zijn gemeenten verplicht om inkoop te doen via een aanbesteding. Dat is geen zelf gekozen methode maar een opgelegde methode waarbij het van veel gemeenten de wens is om zoveel mogelijk ruimte te laten maar de werkelijkheid bij rechterlijke toetsing juist lijkt te liggen op zo strak en duidelijk mogelijk geformuleerde regels en doelstellingen. En als gemeenten proberen om daar de vrijheid in te zoeken en ruimte te maken voor aanbieders door bijvoorbeeld te gaan werken met prestatieafspraken blijkt dit wettelijk niet toegestaan.

Dat deze manier van inkopen gepaard gaat met een enorme hoeveelheid papier, regels en procedures daar zijn alle gemeenten in Nederland zich van bewust en delen zij waarschijnlijk de mening dat dit niet de beste manier van inkopen van kwalitatief goede zorg is. Ook hier is het moeilijk om de gemeenten dit aan te rekenen, zij houden zich immers aan landelijke en Europese wetgeving. Toch zouden we hier en daar in Nederland wat meer lef mogen verwachten in deze toepassing. Ambtelijke ongehoorzaamheid lijkt een beschamend woord te zijn geworden en het volgen van regels en procedures lijkt het devies, ongeacht tot welk resultaat dit leidt, iets wat gemeenten in Nederland zich mogen aanrekenen.

Dan ook hier aan de kant van de aanbieders: u hoeft niet mee te doen aan aanbestedingen waarvoor het tarief te laag is. Als u staat voor kwalitatief goede jeugdhulp dan heeft u beeld wat daarvoor nodig is en wat dit kost. Als een gemeente daar een te laag tarief voor geeft dan moet u gewoon ‘nee’ zeggen. Dat vergt kennelijk een dappere bestuurder want het gebeurt te weinig. Als u hulp wilt bieden dan zult u er eerst voor moeten zorgen dat uw onderneming blijft bestaan. En als u €75,- per uur krijgt voor iets dat u €85,- per uur kost dan gaat u failliet en kunt u aan niemand meer zorg bieden. Met wel ‘ja’ zeggen en vervolgens halverwege aangeven dat u failliet gaat maakt u de situatie voor niemand beter.

 

Informatieverstrekking

In de Nederlandse politieke situatie zijn gemeenten maar voor een heel beperkt deel zelf verantwoordelijk voor hun inkomsten. Het overgrote deel komt uit het gemeentefonds en is geld dat door het Rijk beschikbaar wordt gesteld voor het uitvoeren van een publieke taak. Om te kijken of dit op een rechtmatige en effectieve manier gebeurt, maakt het rijk gebruik van accountantscontroles. Omdat het publiek geld betreft (betaald vanuit bijvoorbeeld de inkomstenbelasting) moeten gemeenten verantwoording afleggen over hun bestedingen.

Toen in 2014 de Jeugdhulp overkwam naar de gemeenten was er geen tot weinig inzicht in de volumes. Niet het aantal cliënten, niet het aantal trajecten, niet het budget dat er nu specifiek mee gemoeid was en niet het aantal instellingen. Op basis van die constatering niet zo gek dat de kosten van de AWBZ en Jeugdzorg volledig uit de hand liepen. Helaas is er wel vanuit die aanname gewerkt aan een nieuw stelsel. Er is een landelijk berichtenverkeer gemaakt dat aangesloten is op het medische berichtenverkeer van VECOZO. Zoals veel van de ICT projecten de afgelopen jaren gaat dit verre van vlekkeloos. Automatisering werkt half, niet alle gemeenten hanteren dezelfde procedures en codes en niet alle gemeenten zijn op dezelfde en goede manier aangesloten. Dit leidt ertoe dat aanbieders die voor verschillende gemeenten werken ook verschillende gegevens moeten aanleveren. Een ultieme en begrijpelijke frustratie voor aanbieders van hulp: allemaal tijd die niet aan de cliënten wordt besteed. Aan de andere kant slaat dit helaas ook door in het feit dat er instellingen zijn die zelfs geen basisgegevens kunnen of willen verstrekken. En als ik het over basisgegevens heb dan gaat het over: BSN, behandeltraject en (geschatte) duur van het behandeltraject. Dit lijken mij gegevens die voor de eigen bedrijfsvoering ook noodzakelijk zijn. Facturen moeten worden ingediend om betaald te worden en de gemeenten moeten enige inzicht hebben in de hulp waarvoor ze betalen.

Wat mij het meeste steekt in bovenstaande uiteenzetting is dat het er voor mij toch alle schijn van heeft dat dit op te lossen is door over je eigen schaduw heen te stappen en met elkaar in gesprek te gaan. Ik heb hiervoor een aantal speeltips opgeschreven:

  • Stop met elkaar zwart en verdacht maken in allerlei media;
  • Bedrijfsvoering is geen vies woord maar noodzakelijk voor de continuïteit;
  • Aanbestedingen zijn een leidraad, geen levensmotto;
  • Er bestaat geen onophoudelijke geldbron;
  • Ook jeugdhulp is een publieke taak met publiek geld waar verantwoording over moet worden afgelegd en jeugd is niet belangrijker dan ouderen, wegen of groenvoorziening maar gewoon een ander beleidsterrein met een eigen budget;
  • Professionals in de jeugdhulp zijn prima in staat om kwalitatief goede hulp te verlenen en dit naar eigen inzicht in te zetten;
  • Niemand wordt ergens toe gedwongen;
  • We hebben meer met elkaar gemeen dan je veronderstelt, vraag er eens naar!

Iedereen staat voor één en dezelfde opgave: kwalitatief goede jeugdhulp bieden tegen een maatschappelijk verantwoorde prijs. Laten we stoppen met het in de weg staan van hulpverleners bij zowel gemeenten en aanbieders die dag en nacht bezig zijn met ondersteuning van kinderen en naar beste eer en geweten met veel inzet, energie en compassie hun werk doen.

 

22graden kan voor alle partijen een rol spelen in het vormgeven van samenwerking, visievorming en implementatie. Geef ons gerust een belletje.

 

 

 

Gemeenten en bestuurders: stap over je eigen schaduw heen en zorg voor Lisa

 Lisa is 11 jaar en woont sinds een half jaar in een gezinshuis van een jeugdzorginstelling. De afgelopen jaren heeft ze op verschillende groepen gewoond en daarvoor in 2 pleeggezinnen. Haar gedrag in het gezinshuis is moeilijk te hanteren: ze kan agressief zijn, wil niet naar school en gaat geen band aan met de gezinshuisouders en de andere kinderen. Bij Lisa is recent een verstandelijke beperking gediagnosticeerd en op jonge leeftijd een reactieve hechtingsstoornis. Lisa heeft specialistische behandeling nodig maar deze expertise moet van een andere organisatie komen.

Het laatste rapport van de commissie Transitie Sociaal Domein dateert van 30 september 2016: “We staan aan het begin van de transformatie en het moeilijkste moet nog komen.” In de praktijk van de Jeugdzorg zullen kinderen, ouders, professionals, bestuurders en vele anderen dit beamen. De schotten tussen sectoren, beschikkingen, doorverwijzingen, budgetplafonds, lange wachtlijsten, gebrek aan samenwerking en samenhang, daar moeten we nu echt afscheid van nemen.

De Jeugdzorg en zorgaanbieders reageren momenteel vooral reactief op de vragen, eisen en inkoopgesprekken met de gemeente. Als de gemeente meer crisisbedden vraagt, dan worden die binnen zeer korte tijd geleverd. Als er groepen gesloten moeten worden gebeurd dat ook. Hierbij wordt voorbijgegaan aan het perspectief van het kind en de instelling: de kwaliteit van zorg komt ernstig in het geding als er binnen een paar weken zoveel groepen worden geopend en kennis en kunde gaat verloren als er groepen worden gesloten.

De gemeenten proberen innovatie te initiëren door aparte offerte trajecten in te zetten, waarop aanbieders een project kunnen indienen. Hiermee komt de daadwerkelijke transformatie niet van de grond. Verandering en integraal werken moet ontstaan vanuit intrinsieke motivatie van de zorgaanbieder omdat de kinderen en gezinnen dat nodig hebben. Niet vanuit allerlei extrinsieke belonings en financieringssystematieken. Ouders en kinderen die hulp nodig hebben, willen niet naar 3 loketten als er problemen zijn. Zij willen hulpverleners die samen werken, soepel kunnen verwijzen voor diagnostiek of behandeling en snel de zorg die nodig is. Momenteel bestaan Jeugd GGZ, Jeugdhulp en LVB zorg nog vooral naast elkaar, maar niet met elkaar. Bestuurders handelen nog teveel in het belang van de eigen organisatie, dat moet anders: het belang van het kind en zijn gezin moet het vertrekpunt worden.

De Jeugdzorg moet samen met de gemeenten uit de kramp van het korte termijnperspectief. We komen daar door bij de inkoop- en contractgesprekken afspraken voor de langere termijn te maken (2 of 3 jaar) zodat de focus niet meer op overleven ligt maar op stabiliseren, bestendigen en innoveren. Bij deze gesprekken moet het gaan over kwaliteit van zorg, onderzoek naar resultaten en vóóral over het perspectief van ouders en kinderen. Gemeenten moeten in ketens gaan denken, resultaatgericht gaan werken en de invulling van zorg overlaten aan de professional.

De jeugdzorg, Jeugd GGZ en VG staan met op een kantelpunt en moeten het tij gaan keren: regie nemen, je product verkopen en bovenal gaan samenwerken met de GGZ en de VG. Want integraal werken, dat is wat de kinderen, jongeren en gezinnen nodig hebben! Ook de wijk/jeugd en sociale teams snakken ernaar; zo hoeven zij niet drie keer hetzelfde verhaal te vertellen aan elke sector.

Bestuurders in alle sectoren moeten lef en leiderschap tonen en niet braaf doen wat de gemeente vraagt. Redeneren vanuit het kind, de jongere en het gezin, samen met al die professionals die precies weten wat er nodig is, dat is wat er moet gebeuren.

Stap over je eigen schaduw en zeg gewoon tegen de inkoper dat je het niet meer wil hebben over budgetplafonds, zorgvormen, op- en afschalen, maar vraag hoe je gezamenlijk kunt gaan faciliteren dat elk kind en zijn gezin de juiste zorg krijgt.

In elke jeugdzorgorganisatie zijn kinderen zoals Lisa: laat de professional bij de gemeente die verhalen presenteren en een voorstel doen wat nodig is. Dan gaat de jeugdzorg “leven” bij de gemeente.

Na wat geharrewar is de behandeling van Lisa gestart: zij krijgt therapie en de gezinshuisouders worden begeleid in de omgang met haar. Het doel is dat Lisa in het gezinshuis kan opgroeien en niet meer overgeplaatst hoeft te worden. Zowel een VG-organisatie als de GGZ zijn betrokken. Er is nog overleg gaande over de financiering.