Sociaal domein, het kind van de rekening

Sociaal domein, het kind van de rekening

Het was 2014: Het Rijk besloot niet meer voor haar kind te zorgen. De jeugdige ging daarom per 1 januari 2015 bij de gemeente, het jongere zus van het Rijk, wonen. Dit leek immers de beste oplossing voor het probleem. Natuurlijk werden er daarbij goede afspraken gemaakt. Zo zou er onder andere jaarlijks financieel worden bijdragen.
Met minimale kennis van opvoeden, maar vol goede moed, ging de nieuwe moeder aan de slag. Echter, opvoeden was toch een stuk moeilijker dan ze van tevoren had gedacht. Bovendien bleek het nog veel meer te kosten dan verwacht. Het jongetje had veel meer nodig dan het voorheen had gekregen. Ook de school kwam regelmatig de hand ophouden. Financieel kwam de jonge moeder er niet meer uit. Dit werd nog verder bemoeilijkt toen de voormalige ouder ieder jaar minder gingen bijdragen. Het kind woonde nu toch dichter bij school en zijn vriendjes? Dus dan was het toch goedkoper om alles te organiseren?
Deze arme jonge moeder heeft het momenteel zwaar. Ze blijft meer uitgeven dan ze eigenlijk kan. Dit allemaal uit liefde voor het jonge kind. Maar hoe lang is dit nog houdbaar? Nog even en schuldhulpverlening moet worden ingezet. Nederland kent veel van deze moeders, namelijk ongeveer 400 gemeenten in Nederland. Dit jongetje, het Sociaal Domein genaamd, is het kind van de rekening.

In de afgelopen vier jaar heb ik de nodige gemeenten en regio’s mogen ondersteunen met de inkoop en contractmanagent van de Wmo en Jeugdhulp. Dankbaar werk, waarbij ik met veel bevlogen professionals heb gewerkt. Professionals die elke dag het sociaal domein iets beter proberen te maken. Maar ik zie ook de frustraties, het onbegrip, het vechten tegen de bierkaai. In 2018 kampten veel gemeenten en regio’s met grote tekorten op het sociaal domein[1]. Ondanks alle goede bedoelingen lijkt het de gemeenten niet te lukken om het sociaal domein op een duurzame wijze te organiseren. Ook mij frustreert het. Waarom lukt dit niet? Wat zou er anders moeten? Misschien wordt het tijd om af te stappen van de politiek correcte antwoorden en het probleem te benoemen zoals het is.

Een reëel budget voor zorg
Om maar meteen met de vinger te wijzen: het rijk zou een reëel budget beschikbaar moeten stellen. Op papier klonk het wellicht heel mooi, maar er is echt meer dan één jaar nodig om zo’n omvangrijke transitie te bewerkstelligen. Ik denk dat de meeste gemeenten dat punt nu pas bereikt hebben. De transformatie moet nog beginnen, terwijl het budget hier al drie jaar op vooruit loopt. Kortom, het budget is niet meer passend bij de realiteit. Daar komt ook nog eens bij dat er door de vroegsignalering, extra beroep wordt gedaan op jeugdzorg. Deze extra kosten zijn waarschijnlijk een winst voor de toekomst, maar deze kosten zijn nu nog niet mee berekend in het budget. Het wordt tijd dat het Rijk haar ogen opent en de portemonnee gaat trekken. Ik pleit voor een onvoorwaardelijke (tijdelijke) ophoging van het budget. Geld dat direct beschikbaar is voor zorg, zonder dat adviesbureaus daar plannen voor hoeven te schrijven.

Ook voor de Wmo, en dan met name voor de huishoudelijke hulp, wil ik de lans breken. Na het aannemen van de AMvB is elke prikkel om huishoudelijke hulp effectief te organiseren verdwenen. Inmiddels hebben zich dan ook een aantal opvallende ontwikkelingen voor gedaan. Denk hierbij aan de nieuwe salarisschaal voor huishoudelijke hulpen, een forse loonsverhoging van de cao VVT, maar ook opvallende stijgingen op andere kostprijselementen (zoals ziekteverzuim en overhead). Dit wordt allemaal één op één doorberekend aan de gemeenten. Het Rijk is degene die de AMvB heeft genomen. Het Rijk zat destijds aan tafel met de werknemers- en werkgeversbonden. Het lijkt mij dan ook niet meer dan redelijk dat de extra kosten, als gevolg van de AMvB, worden neergelegd bij het Rijk.

Stop met het kind over de schutting te gooien
Uiteraard moeten gemeenten de hand ook in eigen boezem steken. Ik denk dan bijvoorbeeld aan casussen die op het randje van zorg en onderwijs zitten. Het breekt mijn hart wanneer ik hoor dat een kind al jaren dagbesteding volgt op bijvoorbeeld een zorgboerderij, maar eigenlijk op school mee zou moeten kunnen. Hiermee wil ik niet zeggen dat de zorg op een zorgboerderij slecht is, alles behalve. Nee, wat ik wil zeggen: dit kind hoort gewoon weer naar school te gaan. Onderwijs te volgen en een normaal leven te hebben, dit kind hoort niet anders te zijn. Tuurlijk, dat is niet altijd mogelijk, maar de juiste begeleiding maakt dit vaak wel mogelijk. Het wordt tijd dat de muur tussen gemeenten en onderwijs wordt afgebroken. Gezamenlijk de juiste trajecten opzetten en stoppen met het “over de schutting gooien”.

Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) blijft ook maar zaken “over de schutting gooien”. Natuurlijk is er vaak nog sprake van leerbaarheid. Maar laten we eerlijk zijn, bij sommige kinderen van drie jaar is het duidelijk dat de zorg levenslang en levensbreed is. Laat die ouders niet in onzekerheid zitten, maar laat die kinderen toe in de Wlz. Ik roep gemeenten op om hierover in gesprek te gaan met het zorgkantoor. Daarnaast kan het lonen om een goede ingang te hebben bij het CIZ.

Zo licht als mogelijk, zo zwaar als noodzakelijk
Tenslotte hebben we te maken met de grootste valkuil van de zorgprofessional. Deze wilt uiteraard het beste voor het kind en vindt het moeilijk om tijdig los te laten: “Baat het niet, schaadt het niet”. Voorheen werd hierop gestuurd door het zorgkantoor met het afspreken van de zogenaamde bandbreedtes. Gemeenten hebben dit echter niet overgenomen. Ik zie steeds vaker dat (te ruime) beschikkingen voor de volle 100% uitgenut worden. Dit lijkt mij niet altijd noodzakelijk. Sterker nog, dat lijkt mij in veel gevallen onwenselijk.  Al helemaal wanneer er ook nog eens sprake is van tekorten. Ik zou liever tien kinderen de zorg geven die ze nodig hebben, dan negen te veel en één niets. Ik geloof dat er een wereld te winnen valt wanneer bij het afgeven van beschikkingen kritisch wordt gekeken naar de duur en inzet. Niet meer en niet langer dan noodzakelijk. Is er langer zorg nodig, dan gaan we tegen die tijd weer met elkaar in gesprek. Ook is het noodzakelijk om met aanbieders in gesprek te blijven over de uitnutting en hoe noodzakelijk de zorg was. Weg met de taboe, eindelijk transparantie, de kaarten op tafel! Hoe je het ook wendt of keert, gemeenten en zorgaanbieders moeten er uiteindelijk samen uitkomen.

Ik hoop dat het Rijk, de gemeenten en de zorgaanbieders de stappen durven te zetten die nodig zijn. Dat betekent soms toegeven dat je een fout hebt gemaakt, zeggen dat het anders had gemoeten en soms impopulaire dingen doen. Maar dat geeft niet! Want uiteindelijk zijn de kinderen van Nederland, onze toekomst, degene die daar bij gebaat zijn. En laten we eerlijk zijn, daar zouden we toch alles voor doen.

https://www.nrc.nl/nieuws/2018/10/18/tekorten-jeugdzorg-het-nieuwe-normaal-a2642224#photo

Niek Verberkmoes
niekverberkmoes@22graden.nl