Gooi de accountant niet met het badwater weg

Gooi de accountant niet met het badwater weg

Zo, de accountants zijn bijna klaar met de controles over 2015 en staan op het punt om hun verklaringen af te geven. De meeste gemeenten ontvangen dit document met beperking of met goedkeuring, hoewel er ook gemeenten zullen zijn die een afkeurende verklaring moeten slikken. Hoe dan ook, gemeenten sluiten daarmee een periode af waarin uitgebreid ad-hoc-werk is verzet en aanzienlijk veel tijd is gestoken in verantwoording, controle en opstellen van lijstjes. En nadat ze met elkaar hebben afgesproken dat het volgend jaar toch écht soepeler moet, gaan ze over tot de orde van de dag: het achter de waan van de dag aan hollen.

 

Regelreflex dringt aan

Het lijkt er sowieso op dat die waan steeds meer grip krijgt op de processen binnen gemeenten. Dat is opmerkelijk, omdat vorig jaar nog in enkele gemeenten de eerste nota’s en raadsnotities verschenen waarin het belang van rust en lange termijn werden onderstreept. Ook werd daarin gewaarschuwd voor een groeiende regelreflex: het maken van beleid op basis van één of enkele casussen. Een alarmerende ontwikkeling, beleid zou immers de facto de langetermijnvisie van een gemeente moeten behelzen. In de praktijk blijkt maar weer hoe moeilijk het is om uitzonderingen ook daadwerkelijk uitzonderingen te laten. Als gemeenten ervoor kiezen om maatwerk te leveren, kan nu eenmaal niet verhoed worden dat er casussen voorbijkomen die niet aan de vooraf gestelde regels, eisen en wensen voldoen. Zou dat wél zo zijn, ja, dan is het leveren van maatwerk dus niet nodig. De vraag rijst dan ook: wat is de reden achter deze regelreflex? Eén van de oorzaken moet gezocht worden in de jaarlijkse controle op rechtmatigheid door de accountants. Het is ontegenzeggelijk moeilijker om een uitzondering te maken in een casus waar men aan het einde van het jaar nogmaals verantwoording over dient af te leggen. Let wel: niet de verantwoording over de inhoud, maar het rekenschap op basis van de regels en de procedures. Gemeenten kunnen deze regelreflex voorkomen door te accepteren dat de maatschappij en haar problemen niet in een verordening en nadere regels zijn te vatten. Wel door te accepteren dat er in sommige situaties actie nodig is in plaats van controle.

 

Controles

Dat er een discrepantie schuilt in de methoden van controle, valt niet te ontkennen. Zo geven bijna alle Nederlandse gemeenten aan dat zij hun aanbieders willen controleren op het behaalde resultaat. Anderzijds worden zij zelf gecontroleerd op rechtmatigheid. Het verplichte nazicht op een jaarrekening is nuttig, zeker, alleen zou men zich de vraag moeten stellen of de manier waaróp en de criteria waaráán getoetst wordt, nog wel passen in de koers die gemeenten en Rijk (willen) varen. Controles gaan veelal over de vraag of de bedragen in de jaarrekening wel kloppen. Ook een veelgehoorde: weten we zeker dat er voor de betaalde dienst daadwerkelijk is geleverd? En: is al met al sprake van een controle op woonplaats? Is überhaupt gecheckt of de aanvrager niet teveel verdient? Trouwens, heeft de aanvrager eigenlijk nog steeds maar één been?
Allemaal vragen die voor de aanvrager van Jeugdhulp, Wmo en/of uitkering totaal niet van belang zijn.

Dit zijn in onze ogen niet de vragen waar het om zou moeten draaien, althans niet als we toewerken naar een transformatie van de overheid en de uitvoeringsagenda die daarbij hoort.  We willen enerzijds onze contractpartijen afrekenen op resultaat: een schoon huis, weer naar school, het oplossen van schulden of het vinden van een baan. Anderzijds moeten we ons bij de Rijksoverheid verantwoorden of we dit voor deze specifieke groep mensen wel mogen inzetten – zij wonen immers in de gemeente, hebben een beperking, enzovoorts. Een vreemde gang van zaken, meen ik, want het betekent welbeschouwd dat er niet wordt gecontroleerd óf de doelen van de wet ook voorwaar worden behaald. Don’t shoot the messenger, zoals het gezegde luidt, kan in dit geval dus beter verbasterd worden tot Don’t shoot the accountant. Zij hebben een collectieve opdracht om op deze zaken te controleren. Ook hier ligt de oplossing niet bij de uitvoerders, maar bij de opdrachtgevers.

 

Aangepaste wetten voor een betere hulp of voor een kostenbeperking?

De aangepaste wetten in het Sociaal Domein bevatten vooral doelen die bereikt moeten worden via  gemeentelijk beleid, het liefst met zo min mogelijk criteria. Het Rijk bekrachtigt dit ook, mijns inziens, door in de bewoording van die wetten te spreken over een compensatieplicht in plaats van recht. Daarmee geeft hij dus aan dat er sprake moet zijn van het vaststellen van de nóódzaak, en niet van het vaststellen van het voldoen aan criteria. In de praktijk echter lijken we deze zaken maar moeilijk te kunnen scheiden. Criteria zoals woonplaats, leeftijd, inkomen en fysieke capaciteiten worden vaak als uitgangspunt genomen om te kijken of een cliënt voor ‘iets’ in aanmerking komt.

Door gemeenten aan het einde van het jaar tóch af te rekenen op het controleren van deze criteria, werkt deze maatregel eenzijdig en ten nadele van de klant of hulpvrager. Immers, als de criteria volstaan maar de hulp niet nodig is, krijg je deze niet – want ‘compensatie’. Voldoe je daarentegen níet aan de criteria maar is die hulp wél onontbeerlijk, dan krijg je deze óók niet – want criteria. Op deze manier is het aanpassen van de wetten en de transitie van de taken naar de gemeenten er alleen maar op gericht geweest om het aantal mensen in deze wetten te verlagen.

 

Wat dan wel?

Naar mijn bescheiden mening hebben de wetten in het Sociaal Domein tot doel ervoor te zorgen dat (kwetsbare) burgers voor hulp kunnen aankloppen bij de gemeente. Die problemen dienen zich op verschillende vlakken aan: inkomen, werk, opvoeding, schulden, woning, algemeen dagelijkse handelingen en/of beperking van medische aard. Het doel van de gemeente is om haar inwoners  waar nodig te compenseren bij het oplossen van deze problemen en het opnieuw oppakken van hun leven op, bij voorkeur, eigen kracht.

Ik stel daarom voor dat we onze gemeenten daarover voortaan verantwoording laten afleggen. Aangezien deze doelen in de wet staan, gaat het daarmee meteen om een rechtmatigheidscontrole. Accountants zijn goed in jaarrekeningen, hulpverleners goed in hulpverlening. Laten we kijken of het ons lukt om deze beroepsgroepen bij hun leest te houden, zodat ze elkaars doelstellingen nooit in de weg zullen zitten. Natuurlijk, gemeenten moeten hun zaakjes financieel op orde hebben en dit, ter controle, in een transparante jaarrekening uiteenzetten. Toch denk ik dat het gezien de gewenste transformatie een hele verfrissende vraag zou zijn als accountants zich in 2017 de volgende vraag zouden stellen: voor hoeveel kwetsbare burgers in de gemeente heeft ú dit jaar iets kunnen betekenen?

Marc de Gruijl
marcdegruijl@22graden.nl